U kunt hier ervaringen lezen die ik heb opgedaan tijdens de totstandkoming van een samenwerkingsschool. Een samenwerkingsschool is (meestal) een samenvoeging van een openbare en een Christelijke basisschool.

 

In een vroege fase van het proces wordt de samenwerkingsschool gesuggereerd als zijnde een samenwerking. Deze suggestie is (bewust) onjuist: een samenwerkingsschool is een volledige fusie, waarbij de groepen na de fusie dus volledig door elkaar zullen gaan. De oude namen van de scholen verdwijnen en de fusieschool zal een nieuwe naam krijgen. Het belangrijkste struikelblok is de identiteit van de fusieschool.

 

Eerst de deelnemers:

1.     De projectmanager.

2.     De vertegenwoordiger van de organisatie voor openbaar basisonderwijs.

3.     De vertegenwoordiger van de organisatie voor Christelijk basisonderwijs.

4.     De basisschooldirecteur openbare school.

5.     De basisschooldirecteur Christelijke school.

6.     De MR van de openbare school.

7.     De MR van de Christelijke school.

8.     De ouders van de kinderen op beide scholen.

9.     De gemeenteraad.

10.  En niet te vergeten de kinderen. Maar zij hebben in het proces geen verdere inbreng.

 

Mijn beschreven ervaring is opgedaan vanuit het standpunt van ouder met kinderen naar de Christelijke basisschool.

 

Wat zijn de belangen van de deelnemers:

 

Deelnemer 1

De projectmanger is tijdelijk ingehuurd om het project van de samenwerkingsschool door te drukken. Hoe sneller en hoe makkelijker doorgedrukt, hoe beter zijn project is verlopen. De projectmanager zal dus zijn eigenbelang voor ogen hebben.

 

Deelnemers 2 en 3

Zij hebben het landelijk beleid van de samenwerkingsschool uit te rollen. Beide vertegenwoordigers hebben alleen hun eigenbelang voor ogen hebben. Per regio kan de invulling verschillen.

 

Deelnemers 4 en 5

De basisschooldirecteuren lijken in eerste instantie niet gebaat te zijn bij de fusie. Immers, na de fusie zal slechts 1 basisschooldirecteur overblijven. Echter, een basisschooldirecteur gaat mogelijk met pensioen en anders wordt er wel ergens anders een baantje voor hem/haar geregeld. Bovendien zullen de basisschooldirecteuren die acties nemen die hun inkomen bestendigt. De basisschooldirecteuren zullen dus slechts hun eigenbelang voor ogen hebben.

 

Het zou kunnen voorkomen dat deelnemers 1, 2, 3, 4 of 5 zich zullen laten leiden door een ideologische overtuiging.

Bij mijn samenwerkingsschool is dat niet waargenomen: deze deelnemers hebben zich louter laten leiden door hun eigenbelang.

De deelnemers 1, 2, 3, 4 en 5 noem ik soms hierna het samenwerkingsnetwerk.

 

Deelnemers 6 en 7

Zitting in de MR tijdens een fusiejaar is andere koek dan zitting in de MR tijdens een regulier jaar. Behalve dat zitting tijdens een fusiejaar veel tijd kost, kan de druk van deelnemers 1, 2, 3 4 en 5 (het samenwerkingsnetwerk) om de verandering door te drukken enorm zijn. Je moet er maar tegen kunnen.

Als de MR makkelijk beinvloedbaar is door het samenwerkingsnetwerk (bijvoorbeeld de projectmanager), dan vertegenwoordigt de MR niet meer de ouders, maar het samenwerkingsnetwerk. De MR zal uiteraard nooit willen toegeven dat zij heel makkelijk beinvloedbaar waren en zullen daarom volharden in hun ingeslagen weg.  

 

Deelnemer 8.

De belangen van de ouders verschillen. Sommigen willen een strikt openbare identiteit behouden. Anderen willen een strikt Christelijke identiteit behouden. Nog weer andere ouders hebben een vriend in de MR en steunen daarom sowieso de MR; en verklikken indien nodig (alhoewel dat ook weer handig kan zijn). En er zijn ouders die het niets interesseert.

 

Deelnemer 9

De gemeenteraad moet uiteindelijk de fusieschool bij wet bekrachtigen. Verwacht van raadsleden van CDA, CU of SGP geen inspanning om de Christelijke identiteit te behouden. Raadsleden krijgen alleen informatie van het samenwerkingsnetwerk (deelnemers 1 t/m 5), dus eenzijdig. Het samenwerkingsnetwerk zal fraude uiteraard niet melden aan raadsleden. Als een ouder contact met een raadslid opneemt, dan zal het raadslid ongetwijfeld reageren, maar bij de stemming zal het raadslid uiteindelijk alleen rekening houden met de informatie van het samenwerkingsnetwerk.

 

 

 

·        De eerste avond waarbij ouders worden geinformeerd is ongeveer 5 maanden voor de uiteindelijke bekrachtiging. Bij binnenkomst werden de ouders overladen met consumptiebonnen voor aan de bar. Dit is een beinvloedingsprincipe waarbij wordt ingespeeld op het (onbewuste) gevoel van wederkerigheid. Oftewel: stemmen kopen.  

Verder worden ouders opgeroepen om positief te zijn. Echter, een positief-kritische instelling is zeker niet de bedoeling. Het gebruikte presentatiemodel is typerend als knollen voor citroenen moeten worden verkocht.

Transparantie wordt beloofd, maar deelnemers 1, 2, 3, 4 en 5 zullen alles in het werk stellen om het proces zo troebel mogelijk naar de MR’ren en ouders te laten. Deelnemers 1 t/m 5 zijn immers gebaat bij het zo makkelijk en zo snel mogelijk doordrukken van de verandering.  

·        Notulen van de MR zijn normaliter openbaar. Maar tijdens het samenwerkingsproces worden de notulen ineens vertrouwelijk en dus niet openbaar. De smoes die hiervoor wordt gebruikt, is dat de notulen betrekking hebben een persoon. Dit is een leugen, want ook algemene zaken voor het samenwerkingsproces worden niet openbaar gemaakt. Nogmaals, transparantie wordt gesuggereerd, maar de deelnemers 1, 2, 3, 4 en 5 zetten alles in het werk om het process zo troebel mogelijk te houden voor ouders. 

·        Ouders kunnen contact opnemen met deelnemers 1, 2, 3, 4 en 5. Er bestaan 2 soorten vragen: 1) gewenste vragen  2) ongewenste vragen.

Voorbeeld van een gewenste vraag: zal de samenwerkingsschool rekening houden met dyslexie ?  één keer raden wat het antwoord zal zijn.

Voorbeeld van een gewenste vraag: wat wordt de nieuwe ingang ? of de kleur van de deurbel ?

Voorbeeld van een ongewenste vraag: hoe wordt de Christelijke identiteit geborgd in de samenwerkingsschool ?

·        Als een ongewenste vraag wordt gesteld aan deelnemers 1, 2, 3, 4 of 5, dan zullen zij altijd op dezelfde wijze antwoorden: louter met drogredenen, rookgordijnen, debatteertrucs en  kluitjes-in-het-riet.

Bij doorvragen hebben zij 3 opties:

1.     Openbaarheid geven van de gang van zaken. Dit druist in tegen hun eigenbelang en zal dus niet gebeuren.

2.     Liegen.

3.     Liegen door te zwijgen / kastje-naar-de-muur.

Deelnemers 1, 2, 3, 4 en 5 zullen voor optie 3 gaan, zodat zij zichzelf kunnen blijven wijsmaken goed te doen. Verwacht dus bij doorvragen geen verdere inhoudelijke respons.

·        Deelnemers 1, 2, en 3 zijn niet gebaat bij instandhouding van de status quo. Immers, geen verandering betekent geen werk. Iedere onderwijsvernieuwing genereert voor hen inkomen. Zij zullen derhalve de voorkeur geven aan een slechte verandering boven geen verandering. De projectmanager is een voorbeeld van verborgen werkloosheid. 

·        De projectmanager moet in eerste instantie de eigen schoorsteen laten roken. De projectmanager gaat (in figuurlijke zin) over lijken. Voorbeelden:

o   Waargenomen: naming and shaming van een ouder tegenover andere ouders.

o   Waargenomen: de projectmanager had na een vergadering de notulen naderhand aangepast zonder terugkoppeling naar de aanwezigen. De projectmanager heeft dus valsheid in geschrifte gepleegd, oftewel fraude. 

o   Waargenomen: de projectmanager heeft gechanteerd.

·        De nieuwsbrief is niet onafhankelijk opgesteld. De nieuwsbrief is meer een reclamefolder met louter eenzijdige informatie, propaganda – onder toezicht van het samenwerkingsnetwerk.

·        De hogere groepen zullen worden uitgefaseerd m.b.t. de identiteit. Dit is een gebruikelijke verandermanagementtruc om veranderingen door te drukken. Immers, ouders van kinderen uit die hogere groepen zullen minder geneigd zijn weerstand te bieden.

·        De Nederlandse overheid ondertekent gretig internationale verdragen. Dat geldt ook voor internationale verdragen ter bestrijding van corruptie. Echter, op één artikel ter bestrijding van corruptie heeft de Nederlandse overheid een uitzondering bedongen: handel in invloed. Handel in invloed is een vorm van corruptie. Dit wordt ook wel netwerkcorruptie genoemd.

De Nederlandse overheid heeft hierop een uitzondering bedongen opdat deze vorm van corruptie straffeloos kan plaatsvinden. Of het nu windmolenparken of een samenwerkingsschool is, deze vorm van corruptie is alomtegenwoordig. Omdat deze corruptie alomtegenwoordig is en niet strafbaar herkennen velen dan ook niet dat dit corruptie is.

De werking van deze netwerkcorruptie in de samenwerkingsschool is heel eenvoudig: deelnemers 1, 2, 3, 4 en 5 zullen ieder hun steentje bijdragen aan het gesloten netwerk om de verandering door te drukken. Vervolgens hebben zij ieder baat als de verandering is doorgedrukt. Deelnemers 1, 2, 3, 4 en 5 zijn door en door corrupt zonder dat zij zich dat realiseren.  

·        De WOB (wet openbaarheid van bestuur) geldt niet voor een christelijke organisatie, alleen voor een openbare organisatie.

·        Organisaties die op hun naambordje Christelijk zeggen te zijn hebben louter medewerkers alleen bezig zijn met hun eigenbelang. Christelijke normen en waarden zijn bij Christelijke organisaties volledig afwezig.  

·        De statuten voor de fusieschool zijn al geschreven en ondertekend lang voordat de ouders worden betrokken. Deze statuten zijn meestal geschreven voor verschillende samenwerkingsscholen in de regio.

·        In deze statuten wordt de samenwerkingsschool een openbare school genoemd.

·        Deze statuten beschrijven “onafhankelijke” vertegenwoordigers, bestaande uit mensen van het samenwerkingsnetwerk (zie boven).

·        Deelnemers 2 en 3 zijn verplicht een Fusie Effect Rapportage (FER) te maken. Deze FER is echter pas openbaar als de verandering er al doorheen is gedrukt en de samenwerkingsschool al een feit is.

·        In deze FER staan alleen op aandringen van de MR’ren mogelijke alternatieven voor de samenwerkingsschool. Omdat deelnemers 1, 2, 3, 4 en 5 geen baat hebben bij de alternatieven, staat de conclusie van de alternatieven op voorhand al vast: de alternatieven zijn volgens deelnemers 1, 2, 3, 4 en 5 slechter dan de samenwerkingsschool.

Dat is correct in het kader van de eigenbelangen van deelnemers 1, 2, 3, 4 en 5. Dat is niet correct voor ouders en leerlingen.

·        In 2007 was een parlementaire enquete dat de gang van zaken m.b.t.  onderwijsvernieuwingen heeft onderzocht. Weliswaar was deze enquete gericht op middelbaar onderwijs, maar vele bevindinen en conclusies kunnen 1 op 1 worden overgezet naar de onderwijsvernieuwing van de samenwerkingsschool, zoals:

o   De docenten, ouders en leerlingen zijn onvoldoende gehoord in 'onderwijspolder’.

o   Veel beleidskeuzen werden bepaald door louter het financiële kader.

o   De verantwoordelijke bewindslieden vertoonden een tunnelvisie.

o   Het politiek draagvlak werd belangrijker gevonden dan het draagvlak in het onderwijs.

Resultaten van een parlementaire enquete verdwijnen altijd in een diepe lade. Zo ook hier.

Het eigenbelang van deelnemers 1, 2, 3, 4 en 5 is niet gediend bij het opvolgingen van deze bevindingen. Integendeel zelfs.

·        In 2006 is de Nederlandse grondwet aangepast om de wet op de samenwerkingsschool mogelijk te maken. Bijzonder onderwijs – en vooral Christelijk onderwijs – wordt door velen gehaat. De samenwerkingsschool is een methode om het recht op Christelijk onderwijs langzaam te laten vervagen. Dit is een gebruikelijke verandermanagementtruc.

·        Als alle aspecten van de samenwerkingsschool al zijn doorgedrukt, dan vindt een enquete plaats die de ouders moeten invullen. of de samenwerking doorgaat De makers van de enquete overtreden bewust alle regels van goed enqueteschap. Vragen in de enquete bevatten het volgende:

o   framing

o   insinuatie

o   leidende vragen (leading questions)

o   ongebalanceerde antwoordmogelijkheden (unbalanced respons options)

o   context effecten.

o   geen vragen die deelnemers 1, 2, 3, 4 en 5 slecht uitkomen. 

 ·        Deelnemers 1 t/m 5 hebben zeer sterke druk uitgeoefend op de MR'ren. Als het niet vrijwillig kan, dan wordt het in Nederland uiteindelijk doorgedrukt door de bestuurders met hun eigenbelang. Zo is de samenwerkingsschool tot stand gekomen. 

 

Resultaten van de samenwerkingsschool van mijn kinderen:

 

De MR van de openbare school was zo sterk en de MR van de Christelijke school was zo zwak, dat de samenwerkingsschool de facto een openbare school is geworden. De methodiek die voor identiteit wordt gebruikt heeft een verwaarloosbare hoeveelheid Christelijke aspecten.

 

Als gevolg hiervan hebben verschillende ouders besloten om hun kinderen naar een andere school te laten gaan die niet is gefuseerd. Dit betreft vooral ouders met kinderen in de lagere groepen, mede omdat de hogere groepen wat betreft identiteit en mixen van klassen worden uitgefaseerd (zie boven).

 

Maar dit zal ook en vooral tot gevolg hebben dat toekomstige ouders die een school met Christelijke identiteit zoeken, niet voor deze samenwerkingsschool zullen kiezen.

 

Op deze manier is de samenwerkingsschool door zelfselectie een openbare school geworden.